‘Maar wat hebben de kindjes in Afrika er aan?’ Mijn zure mantra. Altijd maar al het enthousiaste werk van mezelf of anderen bekritiseren met twijfels over nut, noodzaak en optimalisatie. Eindelijk is hij dan zelf naar de kindjes in Afrika. Met welke verwachtingen?
Het hostel waar ik in Kampala zit is een kleine Nederlandse kolonie. Een veilig ommuurd Fort Hollandia in een groene buitenwijk. Met bewaker Bosco. Die met zijn kind in een huisje naast het grote guesthouse woont. Veel te aardig om bozerikken af te schrikken, net als de luie honden die als vaatdoeken op het erf liggen. Maar op deze slaperige heuvel valt er weing te bewaken.
Elke ochtend brengen boda boda’s studenten pedagogiek naar weeshuizen en minors ontwikkelingssamenwerking naar arme mensen. Anderen blijven achter om bij te komen van een maand backpacken of een paar weken in een weeshuis in de rimboe. Of om zich daarop voor te bereiden. Zoals ik.
“Na 3 maanden hier zijn onze ideeën totaal veranderd.”
Ik: “wat, je was heel sceptisch maar hier zie je dat alle beetjes toch wel helpen?”
“Nee juist niet. Het zijn druppels op een gloeiende plaat. Die verdampen zodra je in het vliegtuig naar huis stapt. In het beste geval.”
Naast de ongeveer 12 Nederlanders logeert hier ook een Oostenrijkse. Uitgemergeld door 45 jaar tropen, sigaretten en het leed van de wereld op haar schouders. Haar blik een mengeling van zweverige naïviteit en borderline.
“Wat doe jij hier?’
“Ik werk vooral in de sloppenwijken. Om naar oplossingen te zoeken.”
“Wat voor oplossingen?”
“Oplossingen voor de armen hier. Het is hier zo oneerlijk”
“Werk je voor een NGO?”
“Nee. Daar blijft het geld allemaal aan de strijkstok en corruptie hangen. Ik ga gewoon naar de sloppenwijken en doe wat ik kan doen.”
Bij eindeloos doorvragen blijkt het een beetje mee te vallen. Ze is door schade en schande een beetje gaan beseffen dat ze hier gezien wordt als een wandelende pinautomaat. Dat goederen ambitie moeten ondersteunen, niet vervangen. Maar ze blijft het type hopeloos verliefd op een mooie grote zwarte man, ingepakt en uitgekleed door zijn mooie praatjes, een illusie armer weer naar huis maar gedreven door het beeld van huilende kinderen en de hoop op weer een mooie man elke keer terug blijven komen.
Niels, een van de minor studenten vat haar treffend samen: “’Ik kom hier en ik bepaal wat ze nodig hebben en ik geef ze dat. Ik ik ik.’ Alles draait om haar. Terwijl ik hier geleerd heb dat als iets al zin heeft, dat alleen maar is als mensen zelf aangeven wat hun behoeften zijn en er zelf iets aan willen doen.”
Naïef maar ongevaarlijk of vergroot ze onbedoeld neokoloniaal de passiviteit, hulpafhankelijkheid en slachtofferrol?
Maar terwijl ik op een stretcher op het dakterras met ibiza techno door de speakers en een koud drankje (alleen het parapluutje in het glas ontbreekt) het internet zit te bevlekken met het 5836493e typsel vol twijfel over nut en noodzaak, staat zij met haar poten in de rode modder tenminste iets te doen.
Ik hoopte hier ook mijn beeld bij te stellen. Iets optimistischer over het nut. Dat is het eigenlijk al na 2 dagen, maar dan anders. Mensen hier hebben geen hulp nodig. Natuurlijk hebben de weeskindjes geen schriftjes, is het systeem corrupt en zijn de denkbeelden over aids en sexualiteit volstrekt achterlijk. Natuurlijk hebben de kindjes van de boda-bodachauffeur honger als zijn motor kapot gaat. Maar het land werkt. Op zijn manier. Daar hebben ze mij niet voor nodig. Sterker nog, ze hebben hier vooral problemen omdat mensen in kakibroeken met zakken aan de zijkant ze dat hebben aangepraat.
Ik ga hier geen hulp geven. Ik krijg kost en inwoning en zal gewoon keihard moeten werken om dat waard te blijken. Ik mag hen danken voor deze kans op lekker goedkoop in de zon leuke leerzame spannende ontroerende memorabele en misschien wel een beetje nuttige dingen doen.
En nu maar hopen dat ik dat ook blijf denken als ik morgen een dagje mee ga naar een weeshuis ‘vol arme kindjes in Afrika’.
(Disclaimer: ik heb deze blog geschreven voor ik de blog van Esther had gelezen. Die fantastisch verwoordt wat ik bedoel. Al wil ik niet onder de tram gaan zitten, maar ga ik cynische grapjes maken). Misschien heb ik net zulke gedachtenkronkels als zij. Waarschijnlijker verwoorden we gewoon de communis opinio).
Dit is de tweede blog van wat nog te vroeg is om een een reeks te noemen. Waarin ik jullie jaloers maak met verhalen over safari’s, feesten en hongerbuikjes. Tot begin maart ben ik in Oost-Afrika: twee weken vakantie in Kampala, dan een maand iets van werk (als vrijwilliger een organisatie helpen met toerisme ontwikkelen, meer weet ik ook nog niet) bij de grens met Congo en dan nog een maand bestemming onbekend.