Toen de Europeanen dit gebied zon 150 jaar geleden koloniseerden, was het al een beproefd recept. Je doet goede werken voor de lokale bevolking. Je werkt, eet en slaapt met hen. En als je eenmaal hun vertrouwen hebt gewonnen vertel je ‘s avonds bij het eten iets over het licht dat in je schijnt. Het vergt geduld en uithoudingsvermogen, want de inboorlingen houden natuurlijk vast aan hun barbaarse cultuur en ketters geloof. Maar wie een rotsvast geloof heeft, hoopt op een dag te mogen mee meemaken dat een vonkje overslaat, en je zo de verlichting helpt verspreiden in donker Afrika.
Ik heb het mogen meemaken. Ik heb het begin van bekering gebracht.
Tijdens een van de laatste maaltijden hier begin ik weer over de homowet, bij de collega’s waar ik eerder over schreef. Vorige keer wilde ik vooral weten hoe ze het zien, deze keer ga ik in de aanval. Halverwege komt mijn baas erbij en mengt zich in het gesprek.
“We willen de praktijk gewoon niet hebben. En het Westen komt hier homoseksualiteit promoten.”
“Ho, wij promoten niet homoseksualiteit, maar zijn tegen de discriminatie. Stel dat er in Uganda een stam is – 7% van je bevolking – met een groene huid. En de meeste Oegandezen zeggen: ‘een groene huid accepteren we niet in onze cultuur’. Dus moeten alle groene mensen zich zwart schmincken. Dat is toch discriminatie? Jullie zijn bang dat als je groene huid legaal maakt, sommige mensen zich voor geld groen zullen schmincken en dat je 9% groenen hebt. Maar nu discrimineer je de 7% die echt groen is.”
“Ja maar met een groene huid wordt je geboren, homo wordt je aangeleerd”
“Nee!” probeer ik, “7% van de bevolking is homo. Al duizenden jaren. 7% Westerlingen, 7% Eskimo’s, 7% Afrikanen. Er zijn zelfs homodieren. En goed, het homo-gen is nog niet ontdekt dus er zullen vast ‘nurture’ dingen meespelen, maar je kan het niet leren. De beste docent, de mooiste man en zelfs Rasti Rostelli kan mij geen homo maken. Ik kan het misschien voor geld doen als of, maar ik zal niet verliefd worden. Ik zal hem zelfs niet omhoog krijgen. Zou jij voor een miljoen een stijve kunnen krijgen van een vent? ”
Ik zie dat er wat twijfel toeslaat
“Maar 30 jaar geleden, voor al die homopromotors hier kwamen, waren er hier helemaal geen homo’s”
“Je had zeker wel homo’s. Maar ook iets anders: taboe. Men praatte er niet over en deed alsof het niet bestond. Maar het bestond.”
Mijn collega schudt verontwaardigd zijn hoofd. Zoveel onzin heeft ie lang niet gehoord. “Wat een…
Maar mijn baas onderbreekt hem. “Wacht… Hij zou wel eens gelijk kunnen hebben. Bij ons in het dorp was een man die ongetrouwd was. Hij keek ook nooit naar vrouwen. Wel naar mannen. En ouders waarschuwde hun jongens voor hem. Wij dachten dat hij impotent was, maar misschien…”
Er ontspint zich een gesprek waarbij mijn collega en mijn baas steeds herinneringen ophalen aan vreemde mannen uit hun jeugd, en je voelt de puzzelstukjes op hun plaats vallen.
Het is een klein vonkje. Elke missionaris weet dat je in 4 weken geen bekeerlingen hebt, laat staan mensen die zelf het Woord kunnen gaan verspreiden. Maar in elk geval is er een begin. Een scheur in hun kerk van tradities en door religies georganiseerde achterlijkheid. Een scheur waardoor eerst de rede, en hopelijk daarna de tolerantie naar binnen kunnen. Misschien is het toch nobel om de zending nieuw leven in te blazen, al is het maar om tegenwicht tegen de zending te bieden.